SUPERNOVA
Op het Damrak stelde ik haar een vraag waar ik pas maanden later antwoord op zou krijgen.
‘Wat vind je het mooiste dat er is?’ vroeg ik. Ik keek naar het meisje dat naast me liep. Nog geen uur daarvoor hadden we aan weerszijden van een van mijn beste vrienden gezeten in een café achter het Paleis op de Dam. Hij had ons aan elkaar voorgesteld, werd niet lang daarna opgebeld door zijn baas en was toen met haast vertrokken, het meisje en mij achterlatend. Ze heette Nova en op haar trui stonden ontelbaar veel ananassen.
‘Laten we iets gaan eten,’ had ze vrijwel meteen gezegd en nu liepen we naar het allerfuckingbeste Indiase restaurant van Amsterdam – althans, dat waren haar woorden. We ontweken toeristen en knepen onze ogen dicht tegen de felle zon.
‘Wat ik het mooiste vind dat er is?’ herhaalde Nova. ‘Eh… Jezus. Mag ik er even over nadenken?’
‘Je hebt vier maanden,’ zei ik.
‘Wat is er dan?’
‘Dan loopt de termijn van deze vraag af.’
Ze lachte en bleef stilstaan. ‘Hier,’ zei ze. ‘Hier is het.’
In het restaurant – dat zich achter een gay-sauna bevond – begon een gesprek dat alle uithoeken van onze gedeelde landkaart besloeg. Ik vroeg het marmer om haar standbeeld weg en er ontstond een steeds duidelijker beeld van de contouren van Nova, die als gids in een sterrenwacht bleek te werken, die altijd zin had in wijn, soms stiekem zelfs ’s ochtends al.
‘Noemen mensen je vaak Supernova?’ vroeg ik. ‘Omdat je in een sterrenwacht werkt?’
Ze glimlachte.
‘Alleen de leuke mensen,’ zei ze.
Na het diner liepen we weer terug naar de Dam, langs het paleis en ik vertelde wat ik altijd aan iedereen vertel die het nog niet weet: het paleis was gebouwd als stadhuis, maar een paar eeuwen later als Koninklijk paleis geclaimd door Lodewijk Napoleon. Dat onrecht is nooit hersteld. Niet door de staat, niet door de stad, niet door de Oranjes.
‘Slapen ze er vaak?’ vroeg Nova. ‘De Oranjes?’
‘Nee, Juliana dacht dat het er spookte.’
Ik woonde aan de ene kant van de Dam, tussen de grachten. Nova woonde aan de andere kant, op de wallen. De weken die volgend kruisten we regelmatig de Dam, het Damrak, de steegjes bij de Warmoesstraat. In een ander tempo dan de toeristen, want wij waren niet op bezoek, we waren onderweg.
Soms stuurde ze alleen het bericht: ‘DAM’ en dan zagen we elkaar ergens op het midden van de route. Voor het Krasnapolsky, voor de Bijenkorf, of, afhankelijk van wie er harder liep, nog net in de straten naar het plein toe.
‘Stel eens een vraag waar ik liever niet op wil antwoorden,’ vroeg ze op een middag. We zaten in de vensterbank van haar kamer. Beneden de drukte, de hoeren en het leven. Boven ons een blauwe lucht. In de verte trokken vliegtuigen strepen richting Schiphol.
Ik dacht even na.
‘Wanneer heb je voor het laatst gehuild?’ zei ik.
‘Gisteren,’ zei ze.
‘Waarom?’
‘Er was een documentaire over verrassingseieren op tv.’
‘Verrassingseieren?’
‘Ja. Die chocolade eieren met speelgoed erin.’
‘Ik ken ze. Maar waarom zou je daarom huilen?’
‘Ze hadden een interview met een van de ontwerpers van de speeltjes in die eieren. Een soort vreemde, autistische kruising tussen een jongetje en een oude man. Een Duitser van een jaar of veertig. Hij had al honderden speeltjes ontworpen. De interviewer was op bezoek in de werkruimte in zijn huis. Hij vertelde enthousiast over zijn werk. Op een gegeven moment kwam de vraag: “Je hebt al zoveel ontworpen: auto’s, dieren, puzzeltjes, fantasiewezens. Wat is nou nog je grote droom?” Die Duitser dacht even na en zei toen resoluut, maar met een wanhopig verdriet in zijn ogen: “Ich möchte gern fliegen.”’
Ze was stil. Keek in mijn ogen. Ik zag aan Nova dat ze weer ontroerd raakte.
‘Zo zielig,’ zei ze. ‘Het was zo intens en zielig. Daar moest ik om huilen.’
‘Dat snap ik,’ zei ik.
We waren even stil. Op straat liep een jongensdispuut voorbij. Hun exuberante bassen galmden door over de Oudezijds Achterburgwal, langs de Oude Kerk en het Bethaniënklooster.
‘Nu jij een mop,’ zei Nova, ‘om mijn zielige verhaal te compenseren.’
Ik dacht na en vertelde de enige mop die ik me kon herinneren. Een mop over een oude Joodse vrouw die haar familie heeft meegenomen naar het strand en – nadat een golf haar kleinzoon heeft meegenomen – zich tot God richt en smeekt om het jongetje terug te brengen. Als een nieuwe golf de kleinzoon weer netjes op het strand neerzet en een stem uit de hemel zegt: ‘Ik heb hem teruggebracht. Nu tevreden?’, antwoordt de oude vrouw boos: ‘Hij droeg ook nog een hoedje.’
Nova moest lachen, trok me naar zich toe en gaf me een zoen. Lang en lief. Ze zoog op mijn onderlip en ik had geen idee wat ik moest voelen.
Vier weken later was onze laatste ontmoeting. Dat wist ik toen nog niet. Ze had weer ‘Dam’ gestuurd en ik had haar al vrij snel op de route getroffen.
‘De trompet uit For no One van Paul McCartney,’ zei Nova meteen toen ik haar zag.
Ik keek haar aan. Ze keek terug. ‘Wat?’ vroeg ik.
‘Dat vind ik het mooiste wat er is. Ben ik nog op tijd met mijn antwoord?’
Ik keek weer voor me, probeerde me het liedje te herinneren. ‘Welke is dat ook alweer?’
Nova zong het voor me, zonder begeleiding, volledig zuiver en in volle concentratie. Het eerste couplet en het refrein, op straat, tussen de toeristen.
Your day breaks, your mind aches / You find that all her words of kindness linger on / When she no longer needs you
She wakes up, she makes up / She takes her time and doesn’t feel she has to hurry / She no longer needs you.
And in her eyes you see nothing / No sign of love behind her tears / Cried for no one / A love that should have lasted years
‘Ken je toch wel?’ vroeg ze.
‘Ja, tuurlijk,’ zei ik. ‘Volgens mij is het alleen geen trompet, maar een franse hoorn.’
Haar mond viel open. ‘Nou. Fucking. En?’ Ze moest lachen en sloeg me met haar vuist op mijn bovenarm.’
‘Auw,’ riep ik. ‘Oké sorry sorry. Het mooiste wat er is: de trompet uit For no one. Ik zal het nooit vergeten.’
‘Mooi. En jij?’
Ik dacht even na.
‘Als je nu zegt: “Jou”, dan spring ik voor die tram,’ zei ze.
Ik beet op mijn lippen, omdat dat inderdaad was wat ik even dacht. Niet per se wat ik wilde zeggen, want ik was gaandeweg ook wel ongeveer gaan begrijpen wat je wel en niet tegen meisjes als Nova kon zeggen, maar het was absoluut wat ik even dacht op dat moment. Nova, het mooiste wat er is.